Druif / Druiven
De druif is de vrucht van de wijnstok (Vitis vinifera)
De druif wordt gekweekt met meerdere doeleinden:
- Als fruit, om te eten als versnapering
- Als basis voor het maken van wijn of druivensap
- Productie van rozijnen
- Productie van druivenpitolie uit de pitten
Om als fruit geteeld te worden, is het noodzakelijk dat de vruchten groot en sappig zijn en vooral een zoete smaak hebben. Er zijn tientallen cultivars, die voor het eten van de vruchten in aanmerking komen. Hiervoor worden zowel witte als blauwe druiven gekweekt.
De trossen moeten reeds vroeg in hun ontwikkeling geselecteerd worden op basis van hun standplaats en hun omvang. Een van de belangrijkste bewerkingen om mooie, volle trossen te ontwikkelen, is het krenten van de druiven. Deze behandeling bestaat erin alle overtollige druiven uit de tros weg te knippen met een speciaal daarvoor ontwikkeld, scherpgepunt schaartje, waarmee men de niet bevruchte en de slecht geplaatste druifjes elimineert. Doet men dit niet, dan krijgt men enerzijds vruchten die te klein blijven, en die anderzijds zeer onregelmatig kleuren. Het is van het grootste belang dat de druiven gelijkmatig, en gelijktijdig afrijpen, zodat de pluk in één keer kan gebeuren. Alle soorten druiven kunnen gebruikt worden om rozijnen te maken.
De meeste druiven komen uit landen en gebieden met een mild tot mediterraan klimaat, bijvoorbeeld de landen in het Middellandse Zeegebied zoals Spanje, Frankrijk, Italië, Griekenland en Turkije. Bepaalde streken in Duitsland zoals langs de Rijn en de Moezel lenen zich ook goed voor de druiventeelt, doordat de temperatuur op de zuidelijke rivierhellingen altijd een paar graden hoger is dan in de gebieden daarbuiten. Druiven worden ook gekweekt in Vlaanderen in druivendorpen als Hoeilaart en Overijse in Vlaams-Brabant. De overgebleven druivenserres behoren tot het cultureel erfgoed van deze gemeenten en van de streek.
Verse druiven bevatten circa 80 mg/kg proanthocyanidines
Bron : Wikipedia