Brasserie de l'Abbaye de Brogne
Bier wordt verkregen door granen te laten gisten en wordt gearomatiseerd met een grote verscheidenheid van planten; het is al bekend sinds de oudheid en voordat de Romeinen in onze streken arriveerden, vloeide er al bier.
De drank die wij vandaag de dag drinken en die hoofdzakelijk wordt gemaakt van gerst en hop, is echter ongetwijfeld een uitvinding van de Benedictijner monniken, een orde die in de 6e eeuw werd gesticht door Benedictus van Nursia. De wijn die volgens de Regel van Sint Benedictus was toegestaan, werd in streken waar weinig of geen wijn werd geproduceerd, al snel vervangen door bier, een veel gezondere drank dan water, dat in de Middeleeuwen zeer vervuild was.
De eerste vermelding van een kloosterbrouwerij is te vinden in het plan van St. Gallen, een project voor een ideale abdij, dat dateert van rond 800.
In de akte van 986 waarbij Otto III, de latere Duitse keizer, de kerk en het hof van Mettet met al zijn bijhorigheden aan de abdij van Brogne schenkt, worden de molen en de brouwerij uitdrukkelijk vermeld.
Vanaf de 10e eeuw werd er dus bier gebrouwen op het domein en waarschijnlijk ook in de abdij zelf.
Jammer genoeg zijn de archieven van de abdij in de loop der jaren zwaar beschadigd en zeer onvolledig. Een paar boekhoudingboeken getuigen van lokale productie. Zo betaalt Martin Badri in 1526 een lijfrente voor de huur van de banale brouwerij die in de nabijheid van de molen ligt. Verderop wordt Renequin le cuvelier genoemd. Een rekening uit 1648 vertelt ons dat een zekere Ambroise "brouwer is van het huis en de abdij van Saint-Gérard". Nog interessanter is dat in 1672 de collecteur van de abdij betrokken was bij de reparatie van "het vat, de ketel, de oven, enz." en betaalde voor de levering van 169 pond hop. De lonen van Pierre d'Oison, meester-bediende en brouwer, worden ook vermeld van 1672 tot 1675. Hierbij komen nog de graanopbrengsten van het landgoed, waaronder de wintergerst.
Soortgelijke vermeldingen komen in de gehele 18e eeuw voor. In 1726 wordt in een rekeningboek van de toenmalige pastoor eveneens vermeld dat hij in de abdij zijn eigen bier brouwde van graan dat hij ontving als betaling van de pachtgelden die hem verschuldigd waren en van hop die hij aankocht. Tenslotte vermeldt Dom Eugène Massart, pastoor en monnik van Saint-Gérard, in zijn beschrijving van de abdij in 1710, de aanwezigheid van een "ondergrondse brouwerij" die hij situeert in wat wij nu de Grote Crypte noemen. Hij vermeldt ook het "religieuze hopveld" dat ten westen van de tuinen ligt.
Het brouwen van bier in Brogne is zo oud als de abdij zelf en, als de Revolutie er geen einde aan had gemaakt, zou de traditie tot op de dag van vandaag zijn voortgezet.