Meloen



De suikermeloen (Cucumis melo) is al duizenden jaren bekend in India en Egypte. De Grieken en Romeinen kenden de meloen al. In de 15e eeuw bracht Karel VIII de meloen mee uit Italië. Hendrik IV was dol op meloenen. Onder Lodewijk XIV kweekte la Quintinie, de landbouwkundige van dienst, meloenen in de koninklijke groentetuin en bracht hij tal van verbeteringen aan.

Algemeen

Meloen bevat uitzonderlijk veel caroteen: 0,1 tot 2,5 mg per 100 g. Hoe feller de oranje kleur, hoe meer caroteen de meloen bevat. Meloen bevat weinig joule (210 per 100 g) en zeer veel water (88-95%). De vrucht bevat gemiddeld 25 mg vitamine C. Meloen is moeilijk verteerbaar en heeft een zeker laxerend effect. Meloen is een oud cultuurgewas waarin in de loop van de tijd veel is veredeld. Hierdoor is er een grote variatie ontstaan en is het niet makkelijk om de rassen in te delen naar type. Desalnietemin worden er een viertal meloentypen onderscheiden:
Cantaloup-meloenen. De naam is afgeleid van Canteloupe, een gehuchtje in de buurt van Rome, waar deze meloenen in de tuin van de Paus werden geteeld. Ze zijn rond of iets afgeplat van vorm en zijn aan de buitenkant verdeeld in segmenten of bedekt met wratachtige knobbels. Het bekendste ras uit deze categorie is de charentais of cavaillon. Ook het ras Oranje Ananas behoort tot dit type en heeft ook oranje-geel vruchtvlees.
Ogenmeloen
Netmeloenen zijn meloenen met een kurkachtig lichtbruin of wit netwerk op de schil. De schil zelf is glad of gesegmenteerd. De galiameloen is van dit type, heeft smaragdgroen vruchtvlees en komt oorspronkelijk uit Israël.

Gladde meloenen, zoals honing- of suikermeloen. Dit type moet lang rijpen en wordt vooral in de winter aangevoerd. De Honeydew en de Amarillo liso uit Spanje zijn de bekendste.
In Nederland werd de meloen reeds rond 1900 onder platglas geteeld, maar na 1940 werd staand glas (kassen) steeds meer gebruikt. De teelt gebeurt vlakvelds of aan touwen. Voor de bestuiving zijn bijen of hommels noodzakelijk.

Volkstuinder

De volkstuinder kan meloenen, vooral Oranje Ananas, onder platglas telen, maar heeft wel een broeivoor nodig om voor voldoende warmte te kunnen zorgen anders worden de meloen galiageelmeloenen niet rijp. Een broeivoor wordt gemaakt door eind februari een gat in de grond te graven, dat te vullen met verse paardenmest of stro overgoten met gier, en het af te dekken met de vrijgekomen grond. Zes weken later kunnen er dan meloenen op geplant worden. In het begin moeten regelmatig de topjes van de groeischeuten weggehaald worden. Als de eerste vrouwelijke bloemen te zien zijn moet er flink gelucht worden, zodat de bijen en hommels de bloemen kunnen bestuiven. Met de hand bestuiven, door met behulp van een wattestaafje het stuifmeel van de mannelijke bloemen over te brengen naar de vrouwelijk bloemen, is ook mogelijk. Als de kleine vruchten te zien zijn moet er voor de laatste keer water gegeven worden. Bij later water geven gaan de vruchten op moment van rijping makkelijk scheuren. In augustus zijn de meloenen dan rijp.

Rijpheid en smaak

Rijpe meloenen hebben een zoete geur en de onderkant van de meloen geeft dan mee als erop gedrukt wordt. De smaak van meloenen kan variëren en is mede afhankelijk van het suikergehalte. Het klimaat, vooral de hoeveelheid zonneschijn en de bodemsamenstelling spelen hierbij een belangrijke rol. Meloenen zijn het hele jaar verkrijgbaar. In de wintermaanden zijn vooral de gladde meloenen goed verkrijgbaar. Meloenen moeten op een koele plaats of in de koelkast bewaard worden. Bij bewaring in de koelkast moet de meloen goed in aluminiumfolie worden ingepakt daar anders alles naar meloen gaat ruiken en smaken.

Rassen

meloen waterVlakvelds worden in Nederland de volgende rassen gebruikt:

  • Enkele net (suikergehalte 3-5%)
  • Oranje Ananas (suikergehalte 8-12%)
  • Witte suiker of Westlandse suiker (suikergehalte tot 15%)

Voor de teelt aan touw:

  • Ha'on (suikergehalte 8-12%)
  • Overgen (suikergehalte 6-10%)

Bron : Wikipedia